Het perceel kent een grillige vorm van contouren. Rechts een knik en verspringing. Links een muur van appartementen, 4 bouwlagen hoog! Gevangen tussen deze vreemde buren gaan we op zoek naar een eigen identiteit en kwaliteit vanuit de ontstane TUSSENRUIMTE. Een opeenvolging van orthogonale kamers wordt gevormd om rust te brengen binnen de grilligheid van de contouren. Op deze plaatsen bevinden zich de kappersfuncties: ontvangen, wassen en knippen. De geometrische plekken geven richting en zorgen voor een zachte overgang tussen het levendige stadsplein en de rustgevende stadstuin. De restruimtes krijgen een dienende functie en zijn tevens een plek voor opsmuk. De interne vertikale relaties zorgen voor een dynamisch samengaan van wonen en werken.